Geplaatst op Geef een reactie

1937: Hoog bezoek voor Bajes Korps

In de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw waren er nog veel landlopers, bedelaars en zwervers in Veenhuizen gedetineerd. De „armoedzaaiers”  waren in het algemeen licht gestraft van drie maanden tot een jaar, afhankelijk van het vergrijp of de misdaad die ze hadden begaan. Ze moesten werken om de kost te verdienen, maar in hun vrije uren konden ze zich ook ontspannen in bv. sport, spel en muziek. Zelfvoorzienend in bijna alles, dat was Veenhuizen ook hierin. Ontspanning werd ondersteund door de gevangenisleiding en begeleid geregeld. De gedetineerden maakten zelf o.a. dam- en schaakspellen, mooie schilderijen en muziekinstrumenten.

Onder hen waren ook goede muzikanten, die tijdens hun detentie een muziekkorps hadden opgericht. Tijd om te oefenen was er door de week niet veel maar wel in de weekends. Het was voor veel van de gedetineerden een van de meest aangename vormen van tijdverdrijf in de gevangenis.

images-7Ze vonden elkaar in de muziek, ze hadden een gemeenschappelijk doel en hadden veel steun aan elkaar. De meesten vergaten dan ook even de ellende die ze achter de rug hadden.

Het muziekkorps trad regelmatig op tijdens feestdagen. Dan werd er met de instrumenten al spelend gemarcheerd op klompen, of „bospantoffels”, zoals ze genoemd werden. Op 30 augustus, s’avonds voor Koninginnedag hielden ze zoals gewoonlijk de generale repetitie. Marcheren, alles goed en wel, maar een van de mannen, Joris geheten, had een houten been. Een klein stukje marcheren ging wel, maar een half uur achter elkaar was voor hem niet te doen. Aangezien hij een belangrijke inbreng had in het korps, konden ze hem vooral tijdens een optreden niet missen. Joris moest en zou met zijn tuba mee marcheren op Koninginnedag.

De overige leden waren niet voor een gat te vangen en er werd een draagbaar gemaakt voor Joris. Twee palen werden er voor uitgezocht, die zijn gewicht zouden kunnen dragen. Daarop zou een stoel met touw vastgebonden worden. Joris moest daar op worden gehesen en enkele vrijwilligers zouden de baar dragen.… Niets aan de hand, zou je zeggen. De generale repetitie op vrijdagavond verliep vlekkeloos en ook de dragers met de draagbaar waren erg enthousiast over de mars, die compleet met Joris er bovenop gerepeteerd werd. Het was zaterdag Koninginnedag en het korps stond s’middags volledig opgetuigd paraat voor de afmars. Joris met zijn houten been zat met een flinke dosis spanning bovenop de baar met zijn tuba in de aanslag. Jacob, de tamboer sloeg de trom en hop daar ging het Bajes korps met de Radetzky mars in de richting van de Hospitaallaan. Op klompen en in een vlot tempo. De afmars begon goed en het geheel klonk zuiver, vrolijk en keurig in de maat. Het korps begon er zin in te krijgen. Ook de dragers van de baar hadden aanvankelijk niet de minste moeite met hun last.

images-3Maar… toen ze 100 meter verder de bocht om moesten, ging het mis. Daar lagen een paar uitstekende boomwortels, die de dragers van de baar even niet gezien hadden. Een ervan struikelde en viel, waardoor de rest van de dragers het evenwicht verloor en als een stelletje dominostenen over elkaar heen vloog. Gevolg: de draagbaar met Joris viel daar weer bovenop en kwam op de kop in een droge sloot terecht. Joris lag languit met de stoel over zich heen en met pijnlijk vertrokken gezicht werd hij weer „op de been” gehesen. Gelukkig bleef hij nagenoeg ongedeerd, evenals zijn houten been. Met een paar flinke blauwe plekken en danig geschrokken, ging hij klossend op een klomp en zijn houten poot met het korps weer „huiswaarts” naar het Tweede Gesticht.

De draagbaar was geen succes, dus werd er naar een andere oplossing gezocht om Joris toch mee te laten spelen. Er werden voor hem ook wat rustige nummers gerepeteerd zonder marstempo. Als een mars uit stand werd gespeeld, kon het houten been van Joris het heel lang volhouden, zoals in 1937 toen het Londens muziekkorps een bezoek kwam brengen aan Nederland. Een van de plaatsen waar ze zouden optreden was Veenhuizen. Het korps was voor deze gelegenheid niet gekleed in pilo en op klompen. Vanwege het hoge bezoek was daarvoor een uitzondering gemaakt. Voor die gelegenheid kreeg het Veenhuizer korps van armoedzaaiers zelfs de beschikking over speciale kleding. Die bestond uit een groene broek, gesloten jas, een pet met gladde klep met een blinkend gepoetste harp erop. Ze droegen dus ook geen bospantoffels, maar schone gepoetste schoenen (uit archief van Aise Douwes). Zelfs Joris, de muzikant met houten been kreeg passend schoeisel. Het korps hoefde niet te marcheren, dus ook hij zou gewoon mee spelen. Op vrijdag werd er druk geoefend en s’middags werd de generale repetitie gehouden tot acht uur s’avonds.

Toen het Londens muziekkorps de volgende dag op zaterdag met een bus in Veenhuizen aankwam, keek iedereen zijn ogen uit. Wat een prachtig professioneel kostuum hadden die Engelsen aan. Dat was gemaakt van blauw laken, met drie rijen koperen knopen en een pantalon met brede bies.

Het werd een unieke manifestatie, waarbij beide korpsen hun mooiste nummers en solo’s ten beste gaven. Heel Veenhuizen was uitgelopen om dit festijn mee te maken. Iedereen was enthousiast over het optreden van beide korpsen en iedereen vond dat dit voor herhaling vatbaar was. Maar zo werkte dat niet in Veenhuizen. Zoiets kon alleen bij hoge uitzondering, want „Orde en Tucht” namen weer plaats voor „Pret en Vertier.”

 

Geplaatst op Geef een reactie

Uitbraak en „piemelnaakt” door de tralies

Ze waren er met een hoofdletter D en met kleine letter d. Deserteurs braken de gevangenis uit op verschillende manieren. Er waren intelligente en domme, met en zonder goed voorbereid plan.  Ondanks een solide en ervaren bewaking lukte het sommige gevangenen een vlucht goed voor te bereiden en ongezien te ontsnappen. Maar om langer dan een paar dagen weg te blijven, was niet eenvoudig. De vluchtwegen werden bij een vluchtpoging door de GeWa (gestichtwacht) goed bewaakt. Als iemand zich verdacht gedroeg, of gehaast en opvallend door de heidevelden liep, viel hij al snel op en werd hij weer  opgepakt.

images-2Toch gebeurde het,  dat op een dag een gevangene ontsnapte doordat hij met gestolen kleding en een fiets aan de hand de niets vermoedende bewakers te slim af was.De voortvluchtige was al een eind op weg naar Smilde en door de eerste rij posten heen, toen hij in de verte een paar GeWa’s zag posteren op een belangrijke kruising van wegen.  Voorzichtig stapte hij af. Hij dacht een ogenblik na wat hij zou doen, verzon een list en liet zijn voorband leeg lopen. Rustig en beheerst liep hij verder in de richting van de bewakers en groette ze vriendelijk met: „Goede middag heren, pech hè, mijn band is lek. Hebben jullie misschien bandenlichters en solutie bij je, anders moet ik naar de fietsenmaker.” Nee, dat hadden de GeWa’s niet dus vervolgde hij: „Zoeken jullie soms iemand?” „Ja, een ontsnapte gevangene. Die kan nog niet ver weg zijn en wordt vandaag nog wel ingerekend,” was het antwoord van een van de GeWa’s. „Nou, succes ermee, ik hoop dat jullie hem vinden en een goeie dag!” antwoordde de deserteur rustig en vervolgde lopend zijn weg tot de eerste de beste boerderij. Daar vroeg hij of hij de fietspomp even mocht lenen. Twee minuten later fietste hij vrolijk fluitend zijn vrijheid tegemoet richting Assen. Daarna is hij nooit meer teruggezien in Veenhuizen.…

images

Een andere uitbraak poging was minder succesvol. Op een bepaald moment wisten drie gevangenen uit hun cel te breken. Ze hadden vooraf de tralies al half doorgezaagd. Daarna hadden ze natte handdoeken krachtig tussen de tralies gedraaid, zodat ze een beetje uiteen bogen en zij er zichzelf naakt door naar buiten konden wringen. Dat lukte niet in een avond. De dienstdoende GeWa’s Jan S. en zijn collega hadden de wacht. Ze hadden al een paar avonden verdachte geluiden gehoord, maar wisten niet waar het geluid vandaan kwam. Ze waren op hun hoede en posteerden ook de avonden erop rond het gesticht. Weer hoorden ze verdachte geluiden. Het was stikdonker en ze besloten gewoon op een afstand van ca. 50 meter van het gesticht af te wachten tot er iets gebeurde. Opeens zagen ze iets wits door een raam van de gevangenis komen en langs de regenpijp naar beneden gaan. Daar kwam een tweede en nog een derde achteraan. Vaag zagen ze drie gevangenen die spiernaakt door de tralies naar buiten waren gekomen. Die probeerden te ontsnappen! Het lukte alle drie, langs de regenpijp omlaag te komen. Hun kleding hadden ze al naar beneden gegooid om niet klem te komen zitten tussen de tralies. Tot zover ging alles goed. Met hun kleren boven hun hoofden zwommen ze ook de gracht over, die rondom het gesticht liep. Hun kleding bleef droog, zodat ze harder zouden kunnen lopen dan met een nat pak. Ze liepen in de richting van het einde van de images-8Meidoornlaan. Daar wilden zich net weer aankleden, toen ze in het vizier kwamen van Jan S. en zijn collega, die riep: ”Die drie zijn piemelnaakt, kom op erachter aan!” De deserteurs kwamen niet ver. Beide GeWa’s overrompelden de drie naakte mannen. Ze hadden geen schijn van kans tegen die twee en zeker niet tegen de hond van S. want dat was „een kwaaie” in dit soort gevallen. Dat was een oude politiehond, die zich desgewenst vastbeet in zijn prooi. Al in de Meidoornlaan, zo’n honderd meter van de plek, waar ze het water uit kwamen, kwam aan de vluchtpoging een einde. De deserteurs kregen niet eens kans om hun kleren aan te trekken. Nog steeds spiernaakt en rillend van de kou werden ze opgepakt en ingesloten in de Rode Pannen, waar ze op water en brood nog eens rustig over hun mislukte poging konden nadenken…..

Geplaatst op Geef een reactie

Gevangenen met Trekschuit naar Veenhuizen

De Trekschuit bij Kolk in Assen voor vervoer gevangenen naar Veenhuizen
De Trekschuit bij de Kolk in Assen voor vervoer gevangenen naar Veenhuizen

Rust in Veenhuizen, totdat….

Het was rond 1880. Justitie had de gestichten een jaar of vijf geleden overgenomen van de Maatschappij van Weldadigheid. Een paard en wagen, de koets en de trekschuit waren in Veenhuizen de enige middelen van vervoer. Veel werk op het land werd door de gedetineerden met de hand gedaan. Bij het zware werk op de boerderijen werden ook paarden ingezet, zoals bij het ploegen en hooien. Opgepakte landlopers en gevangenen werden vervoerd vanaf de Kolk in Assen, waar ze per trekschuit door de kanalen naar Veenhuizen werden gebracht. De trekschuit werd getrokken door paarden of mankracht. De hogere ambtenaren, zoals de Landdirecteur, lieten zich per koets vervoeren. Voor de kinderen was er de Paardentram om ze van huis naar school te brengen en omgekeerd. De verpleegden (Stalmeesters) zorgden ervoor dat de paarden goed verzorgd werden. Er was nooit een wanklank. De rust was overal in het dorp voelbaar en werd alleen verstoord als een paard op hol sloeg of steigerde. Dat gebeurde vaker toen een nieuw fenomeen zijn intrede deed,

de Velocipede….

De koets, met op de achtergrond de trekschuit
De koets, met op de achtergrond de trekschuit

Het leek of de tijd stil had gestaan tot er in Veenhuizen een bijzonder vervoermiddel kwam. Het was de opvolger van de Draisienne, de Velocipede. Deze fiets (de voorloper van de 3-wieler) werd gemaakt door Burgers in Deventer en werd door de zoon van een ambtenaar voor het eerst in Veenhuizen bereden rond 1900. Het duurde toentertijd wat langer dan vandaag de dag voordat een uitvinding zijn intrede deed in het afgelegen Drenthe. De ”jongeling” bezorgde de voorlieden (meewerkend voorman van verpleegden) veel ongemak, wanneer ze met hun paarden en wagens op weg waren van het Eerste Gesticht naar het Tweede Gesticht. De jongen had er plezier in om de paarden, die niet aan de snelheid van de fiets gewend waren, bang te maken. De voorlieden riepen al van afstand, dat Velocipedehij voorzichtig moest zijn als hij zou passeren, maar daar trok de knaap zich niets van aan en zwenkte steeds vlak voor de paarden langs. Die begonnen dan te steigeren en werden met veel moeite in bedwang gehouden. Dit gedrag werd niet langer toegestaan en een van de „hoevenaers” meldde dit aan de Hoofddirecteur. Deze verbood het rijden op zich niet, maar als hij op zijn Velocipede een voorman passeerde, moest hij afstappen „om schichtigheid bij paarden te voorkomen” en wachten tot paard en wagen voorbij waren. Deze fiets was ook de voorloper van onze tweewieler, maar men wist toen nog niet wat voor een belangrijke rol deze later in ons leven en ook in Veenhuizen zou spelen. Toch heeft het nog tientallen jaren geduurd, eer de fiets gebruikt werd bij de bewaking. Deserteurs waren er nog nauwelijks, want in die tijd bestond de bevolking van de gestichten nog bijna geheel uit mannen die vastgelopen waren in de maatschappij, doordat ze zichzelf en hun gezin niet konden onderhouden. Dat waren de zwervers, bedelaars en alcoholisten, die zich deels vrijwillig lieten opnemen en voor een deel veroordeeld werden tot opname. Maar deze zogenaamde „verpleegden” hadden het redelijk naar de zin in het gesticht en vluchten was voor hen dus geen optie. Het duurde nog wel even voor de fiets voor iedereen bereikbaar was en gebruikt werd in Veenhuizen. Justitie nam dit vervoermiddel over en de dienstfiets kwam voor iedere ambtenaar beschikbaar. Deze was duidelijk herkenbaar met tussen de stangen een geel verbindingstuk. In de jaren 20 kwamen er al meer veroordeelde misdadigers naar Veenhuizen. Die werden veel strenger bewaakt dan de verpleegden en waren vluchtgevaarlijk. Een fiets was een kostbaar bezit. Die moest je niet onbewaakt naast je huis laten staan, want er werd ook toen al regelmatig een fiets gejat. „Zwijntjesjagerij” noemde men het in Veenhuizen. Het kostte soms heel wat moeite om de dader te vinden. En wat dacht je van je fiets? Die zag je net als de dader meestal nooit weer en vooral niet als dit een ontsnapte gevangene betrof. De snelheid die hij met een fiets kon ontwikkelen was natuurlijk veel groter dan wanneer hij ”de benen” nam…..

Rond 1900 en daarna veranderde het vervoer via de kanalen en werd het wegverkeer steeds intensiever. Dat bracht natuurlijk ook voor Veenhuizen een enorme verandering te weeg. Goederen en manschappen werden steeds sneller aan en af gevoerd. De trekschuit werd nog lang gebruikt voor het vervoer van turf, maar werd steeds meer motorisch aangedreven. De koets maakte plaats voor de auto. De Velocipede  werd (dienst)fiets en ook intern veranderde er veel in en om de 3 gestichten in Veenhuizen….

P.S. Heeft u een anekdote over een familielid of kennis die gewerkt of gezeten heeft in Veenhuizen? Neem dan contact met mij op via cjvdbrink@gmail.com of via een reactie op de website.