Geplaatst op

Veenhuizen Luilekkerland

De verpleegden die de gestichten jarenlang bevolkt hebben, hadden het in het algemeen uitstekend naar de zin. Menigeen vond Veenhuizen zelfs een Luilekkerland. Het waren de landlopers, zwervers en bedelaars die hier een dak boven hun hoofd hadden, genoeg te eten kregen en geld verdienden tijdens hun detentie. Sinds de laatste twee verpleegden (foto) uit Veenhuizen vertrokken waren, veranderde de samenstelling van de populatie in de gestichten geregeld…

Zelfs onder de gastarbeiders, die ons land na de oorlog binnenkwamen, rijpte langzamerhand het besef, dat niet alleen Nederland, maar ook Veenhuizen een Luilekkerland was. Daar kon zelfs iemand die in de gevangenis zat, geld overhouden voor de familie in zijn geboorteland. Zo kwamen er in de jaren 60 en daarna ook gedetineerden uit alle delen van de wereld. In de jaren 90 heeft men de verschillende nationaliteiten geteld die in Veenhuizen hun straf uitzaten. Het waren er 77!!

Het was geen wonder dat de ambtenaren regelmatig in een spagaat lagen als er gecommuniceerd moest worden met al deze vreemdelingen.

Zonder te generaliseren mogen we wel zeggen, dat die buitenlanders het hier over het algemeen goed naar de zin hadden. Dat mag blijken uit een gedicht uit de zestiger jaren van een gedetineerde Turkse gastarbeider.

Hij moet hier, gezien zijn taalgebruik, vrij lang geweest zijn. Het gedicht is authentiek en een kopie is hierbij afgedrukt. “Alie” zou hulp gehad kunnen hebben van een vriend, die goed Nederlands sprak. De originaliteit van “Alie” kan ik niet helemaal garanderen.

Het gedicht toont wel aan, hoe eenvoudig het was om in de bajes de familie in het buitenland te verwennen. Sterker nog: je kon in de bak ook nog voor een gezonde bankrekening zorgen als je vrij kwam en naar het geboorteland terugging.

Dit is het fraaie gedicht, dat gedetineerde „Alie” schreef aan zijn vrouw Sulaika:

 

Brief van Turkse “Gastarbeider” aan zijn vrouw

 

gedicht1Salaan Sulaika lieve vrouw,

ik niet meer werken in de bouw.

Hier veel collega’s zak gekregen,

geen geld meer zijn voor bouw en wegen.

Jij niet denken , „Oh wat erg”

en tegen op zien als een berg.

Allah mij niet heeft verlaten,

ik zijn met GAK gaan praten.

Zij zeggen, „Jij vakantie houwen”,

ik nu geld krijgen zonder bouwen.

Hier zijn echt luilekkerland,

ik geld verdienen dus niks aan de hand.

Hier zijn werkelijk niks loos,

alleen driehonderdduizend werkeloos.

Het arbeidsbureau mij nu verblijden,

dat zegt; „Jij moet je baas vermijden”.

Dan brengt elke week de PTT,

je centje mee uit de WW.

gedicht2Ik daarom kijken altijd stug

en zegge, : „Ikke pijn in rug

Nu vrij van baas, niks te verduren,

ik jou Sulaika geld blijf sturen.

Mijn rekening op bank blijft groeien,

terwijl ik met kaarten mij vermoeien,

geld dus voorlopig niet minderen,

je krijgt hier heel veel geld voor kinderen.

Vertel Sulaika, ’t kan mij niet bomme,

zijn er nog kinderen bijgekomme?

Die ik niet ken, schrijf het mij maar

hoe groot id nu de kinderschaar?

Geeft niks hoor al zijn het er dertig,

jij maken de papieren fertig.

En sturen ze met formulier

door arts getekend snel naar hier.

dan ijj niet willen geloven

de kinderbijslag vliegt naar boven

Anderen hebben het geprobeerd,

er wordt nooit gecontroleerd

Dan gaat ik door Den Haag,

mijn belasting snel een stuk omlaag

Ik weten nu waar geld hier zit,

ga straks naar tandarts voor een nieuw gebit

en ook als Allah hoort mijn wil,

volgende week een nieuwe bril.

Breng er voor jou eentje mee

wordt toch betaald, ik heb WW.

Oma kom ook naar Nederlanden,

Jij krijgen dan ook nieuwe tanden.

Jij brengen maar meer oudjes mee,

die krijgen allemaal AOW.

Oh, Holland, mooiste land der welt,

niks werken, maar wel stempelgeld.

Ik woon in mooi huis , erg tevree,

met gas en licht en doortrekplee.

Kost ons wekelijks een paar knaken,

maar dat betaald sociale zaken.

Jij hebben ons huis opgeknapt,

van geld dat ik heb bijgelapt.

Hou eenzaam nog een jaartje uit

dan kom ik thuis met grote buit.

Ik dan weer lekker bij jou zijn thuis,

en ga dan bouwen heel groot huis.

dat wij dan samen met de buren,

aan Hollandse toeristen gaan verhuren.

Nu maak ik einde aan dit schrijven,

ik nog een jaar in Holland blijven.

En meedoen aan de potvertere,

daarna iedereen krijgt de klere.

Jij groeten aan familei geven,

en zegge Alie heeft geschreven,

Uit Holland mooiste land der welt,

waar je met niks doen krijgt veel geld.

Jou Alie barst straks van de centen,

hij komt naar huis en krijgt veel rente.

Dan geven feest met grote knal,

en zingen; `HOLLAND bovenal”

 

Groeten Alie

(Uit de collectie van Jan Sanders)

 

Het moge duidelijk zijn dat niet iedere gedetineerde er zo over dacht. Er werd onder de gevangenen wel degelijk geklaagd over het gevangenisregime en de harde omstandigheden waarin men leefde.

Voor de meesten gold, dat het geld dat men verdiende bij lange na niet voldoende was om de familie hier te onderhouden. Maar toch, voor de familie in het buitenland was het een vermogen….

(Foto:  Collectie Nationaal Gevangenismuseum Veenhuizen)

Geplaatst op

Met po, hup de kooi in

Slaapkooien Gevangenisveenhuizen.nl

Op de eet-slaapzalen, die voor 80 personen waren ingericht, hingen hangmatten die ’s avonds voor het slapen gaan naar beneden werden getrokken. Na een dag van hard werken en een sobere,  voedzame maaltijd was het al snel bedtijd. Om 20.30 uur was het tijd om de hangmat in te duiken. Dat was vooral voor de bewaking geen ideale situatie. De controle over de gevangenen was moeilijk en  er waren geregeld vechtpartijen en ontsnappingen. Er kwam een oplossing: de hangmatten werden ingebouwd in stalen kooien, die de gevangenen zelf maakten in de werkplaatsen. Thijmen, mijn vader, werkte (1938-1946) binnen de poorten van de gevangenis en moest o.a. de gevangenen binnen de poorten bewaken en zorgen dat ze s’avonds werden opgesloten in hun eigen slaapkooi.

gevangmuseum-19-slaapkooiDie kooien waren kleine stalen trommels met gaten erin, ook wel alkoven genoemd. Daarin hingen hangmatten. De slaapkooien stonden mannetje aan mannetje tegen elkaar aan in een grote slaapzaal. Daarin kon je amper ‘je kont keren’, zoals Pa zei, laat staan dat er enige vorm van privacy was voor de mannen. Het was een hele operatie onder leiding van de zaalopzieners wanneer iedereen s’avonds in zijn eigen kooi moest. Deur open, gevangene met po, hup de kooi in, deur op slot en in de hangmat.

Het duurde meestal nog wel even, voordat de zaal in diepe rust was. Je kon niet naar het toilet, maar je had je eigen po. Die moest s’morgens geleegd en schoongemaakt worden. Voor de grotere behoefte moest de gevangene naar de gemeenschappelijke plee, waarna hij weer werd ingesloten. Er was onder de mannen veel weerstand tegen de slaapkooien. In die benarde positie hadden ze geen enkele privacy. Het gebeurde dan ook regelmatig, dat een gevangene hiertegen in opstand kwam.

De kamerwachten waren ook gedetineerden, maar zij hoefden niet in een stalen kooi te slapen. Ze waren door de leiding in vertrouwen genomen en moesten erop toezien, dat iedereen op tijd in zijn kooi kwam, dat er orde was en dat iedereen daar bleef tot de volgende morgen. In geval van nood, drukte de kamerwacht op een knopje en werd de dienstdoende bewaker gealarmeerd. Toch was dit soms niet afdoende. Het gebeurde dat een van de gevangenen s’nachts alarm sloeg in zijn kooi. Hij kreeg geen gehoor, omdat de kamerwacht in slaap was gevallen en niet wakker te krijgen was ondanks het geschreeuw van zijn lotgenoten. De om hulp roepende gevangene stak toen zijn strozak in brand. De enorme rookvorming die het gevolg was, leidde tot grote paniek en was de oorzaak dat meerdere gevangenen op de zaal het bewustzijn verloren. Het duurde nogal even voor alle kooien ontsloten waren en iedereen frisse lucht kon inademen. Gelukkig is er verder geen brand uitgebroken en heeft niemand ernstig letsel opgelopen. Maar dat had ook anders af kunnen lopen.

Het was niet de eerste keer dat iemand zijn strozak in brand stak. Er werd regelmatig sabotage gepleegd door gevangenen van de Brandploeg. Daar werd je in geplaatst, als je al eerder een ernstig delict had gepleegd binnen de muren van Veenhuizen. Het krantenartikel van hiernaast uit de Drentse  en Asser Courant (1934?) geeft een geval van moedwillige brandstichting weer van een gedetineerde uit de Brandploeg. Het betrof hier een onberekenbare, gevaarlijke crimineel. De officier wilde paal en perk stellen aan dit soort brandstichtingen en eiste vijf jaar extra gevangenisstraf, omdat dit niet de eerste keer was, dat de man brand had gesticht in Veenhuizen.

Dat kamerwachten veel vrijheid genoten en dat daardoor soms misbruik van vertrouwen werd gemaakt, laat zich raden. Het gebeurde zelfs dat een kooi met medeweten van de kamerwacht onklaar werd gemaakt en de gevangene hierdoor kon ontsnappen, zonder dat iemand het gemerkt had. De kamerwachten werden daarna uiteraard strenger aangepakt.

Die kooien waren eigenlijk mensonterend. Ondanks veel beloften van Justitie, bleef dit systeem nog lang in stand. Regelmatig verscheen er een krantenartikel over deze middeleeuwse toestanden en werden vragen gesteld in de Tweede Kamer. Ook al waren alle instanties het er mee eens dat deze stalen trommels zouden moeten verdwijnen, de slaapkooien zouden nog tot na 1960 dienst blijven doen.  De hoofddirectie van Veenhuizen heeft deze misstanden vaak aangekaart bij Justitie in Den Haag. Daar was men het er helemaal mee eens, dat er iets moest gebeuren, maar het budget hiervoor werd door de bezuinigingen net zo snel weer uit de begroting gehaald.

Foto’s: Gevangenismuseum, Drents Archief, Drentse en Asser Courant

Geplaatst op Geef een reactie

De “Drie Koningen” van Veenhuizen

eet_slaapzaal_gevangenis_veenhuizen

In de 19e en 20 ste eeuw werden bedelaars, zwervers, alcoholisten, daklozen, in het algemeen mannen die niet in staat waren in hun eigen levensonderhoud te voorzien, opgepakt en in Veenhuizen „verpleegd”. Zij moesten daar weer leren op eigen benen te staan door te werken. Als ze hun tijd hadden uitgezeten, kregen ze hun zuur verdiende geld mee om een nieuw leven te starten, maar dat pakte vaak heel anders uit…. Hier volgt de story van drie verpleegden, die na hun vrijlating de bloemetjes eens flink buiten zetten…..

Er ontstonden in Veenhuizen vaak hechte vriendschappen tussen verpleegden onderling. Kees, Johan en Pieter waren onafscheidelijke vrienden, die steeds tegelijkertijd kwamen en ook tegelijk met verlof gingen. In de winter waren ze liever onder dak in Veenhuizen, maar s’zomers wilden ze wel eens weer proberen om ergens een baantje te krijgen in de stad. Dat lukte meestal maar half. Ze hielden steeds contact met elkaar en als er tegen het eind van de zomer weer geen duidelijk vooruitzicht was voor de winter, dan lieten ze zich gezamenlijk weer oppakken en terugbrengen naar Veenhuizen. Daar stond men het trio alweer op te wachten. Bij hun collegae, die hetzelfde lot ondergingen, kregen ze weer een warm onthaal. Het liep allemaal volgens verwachting. Je zag de drie maten ook in de inrichting steeds samen.

Het waren geen mannen die het geld over de balk gooiden. Dat waren ze nooit gewend geweest. Dat vonden ze maar verspilling, dus hadden ze een aardige cent gespaard, toen de tijd weer rijp was om in vrijheid gesteld te worden. Voor een keer besloten de drie om eens echt de bloemetjes buiten te zetten. Ze liepen altijd in het gareel en nooit waren ze eens uit de band gesprongen.

Het moest er toch maar eens van komen. Je leeft maar een keer en dan kon je er tenminste over mee praten. Zo gezegd zo gedaan. De Joodse koopman uit Assen, Benjamin Schwartsenberg, werd op hun wenken besteld en ze werden in het duurste pak gehesen, compleet met schoenen, overjas, etc. Ze zagen er perfect uit, alsof ze zo uit een film waren gestapt. Ze kregen de rest van hun verdiende geld mee en voor een dag voelden zij zich de „Drie Koningen van Veenhuizen” en waren de koning te rijk.

mercedes-benz_300_limousine_gevangenis_veenhuizenEen grote witte limousine met chauffeur kwam het gevangenisterrein oprijden…. Dit was natuurlijk een bijzonderheid in de „Klonie”. Een limousine voor een stelletje gevangenen? Dat kon niet waar zijn! Dat was wat anders dan de Boevenbus! Iedereen keek zijn ogen uit. Wat te denken van de jaloerse blikken van de Veenhuizer ambtenaren! Het gras van een verpleegde was zelfs groener…..!

De drie vrienden stapten in de limousine en met particulier chauffeur gingen ze op weg naar Amsterdam. Daar aangekomen gingen ze vanzelfsprekend in een duur restaurant dineren. Dat hoorde erbij en ze hadden geld genoeg. Het werd een groot feest met lekker eten en veel dure wijn, maar plotsklaps werd de vreugde wreed verstoord. Terwijl Johan en Kees nog nagenoten van hun heerlijke hoofdgerecht en nog een laatste slok namen van de voortreffelijke rode wijn, bleef Pieter kaarsrecht in zijn stoel zitten en verroerde zich niet. De andere twee hadden al meerdere malen wat tegen hem gezegd, maar hij gaf geen antwoord. Nou ja, het gebeurde vaker, dat hij wat wazig voor zich uit staarde zonder zich in het gesprek te mengen. Pieter had zijn hoofd wat voorover gebogen alsof hij in gedachten verzonken was en had zijn handen onder de tafel.

Het duurde even voor de andere twee in de gaten kregen wat er aan de hand was met hun vriend. Johan en Kees konden niet anders constateren, dan dat Pieter er tussen uit was gepiept. Hij was ter plekke overleden! Onvoorstelbaar! Wat nu? Aan het feestmaal en de hele feesttrip kwam een abrupt einde. Hevig geschrokken waarschuwden ze nog een arts, maar die kon ook alleen maar vaststellen, dat Pieter overleden was aan een acute hartstilstand. Kees en Johan hebben toen met het geld dat ze nog over hadden, gezorgd dat Pieter in Amsterdam een keurige begrafenis kreeg. Zij waren zelf, buiten de pastoor, de enige aanwezigen die een korte grafrede hielden. Bedroefd, berooid en zonder hun maat gingen ze met de trein weer terug naar Assen en met de trekschuit naar Veenhuizen, hun „woonplaats”. Daar meldden ze zich weer en werden zoals alle vorige keren, weer liefdevol ontvangen en opgenomen door hun maten op hun eigen vertrouwde afdeling in Bergveen.