In Veenhuizen zijn in de loop van de tijd talloze landlopers, bedelaars en misdadigers gedetineerd geweest. Ook al was Veenhuizen een open gevangenis, de gedetineerden zaten toch in een betrekkelijk kleine ruimte bij elkaar. Het was ook niet de bedoeling van de leiding om het iedereen naar de zin te maken. Echter, vergeleken bij andere gevangenissen zat je niet zo slecht in Veenhuizen. In zo’n open gevangenis hoefden de gevangenen niet de hele dag in hun cel te zitten, maar ze konden ook op het land en in de fabrieken werken. Toch was die vrijheid maar betrekkelijk. Niet iedereen nam hier genoegen mee. Velen probeerden te ontsnappen aan het toch wel strenge gevangenisregime. De bewaking had er af en toe de handen vol aan om iedereen binnen de poorten te houden. Ontsnappingspogingen waren soms aan de orde van de dag. Vooral als er van hoger hand werd bezuinigd op het aantal bewakers, of hun opleiding, dan was het hek van de dam.
Gelegenheid maakt de dief is het spreekwoord en dat gold ook bij de boevenbus van Veenhuizen…..
Op een dag zou een groep gedetineerden vervoerd worden…
De verpleegden die de gestichten jarenlang bevolkt hebben, hadden het in het algemeen uitstekend naar de zin. Menigeen vond Veenhuizen zelfs een Luilekkerland. Het waren de landlopers, zwervers en bedelaars die hier een dak boven hun hoofd hadden, genoeg te eten kregen en geld verdienden tijdens hun detentie. Sinds de laatste twee verpleegden (foto) uit Veenhuizen vertrokken waren, veranderde de samenstelling van de populatie in de gestichten geregeld…
Zelfs onder de gastarbeiders, die ons land na de oorlog binnenkwamen, rijpte langzamerhand het besef, dat niet alleen Nederland, maar ook Veenhuizen een Luilekkerland was. Daar kon zelfs iemand die in de gevangenis zat, geld overhouden voor de familie in zijn geboorteland. Zo kwamen er in de jaren 60 en daarna ook gedetineerden uit alle delen van de wereld. In de jaren 90 heeft men de verschillende nationaliteiten geteld die in Veenhuizen hun straf uitzaten. Het waren er 77!!
Het was geen wonder dat de ambtenaren regelmatig in een spagaat lagen als er gecommuniceerd moest worden met al deze vreemdelingen.
Zonder te generaliseren mogen we wel zeggen, dat die buitenlanders het hier over het algemeen goed naar de zin hadden. Dat mag blijken uit een gedicht uit de zestiger jaren van een gedetineerde Turkse gastarbeider.
Hij moet hier, gezien zijn taalgebruik, vrij lang geweest zijn. Het gedicht is authentiek en een kopie is hierbij afgedrukt. “Alie” zou hulp gehad kunnen hebben van een vriend, die goed Nederlands sprak. De originaliteit van “Alie” kan ik niet helemaal garanderen.
Het gedicht toont wel aan, hoe eenvoudig het was om in de bajes de familie in het buitenland te verwennen. Sterker nog: je kon in de bak ook nog voor een gezonde bankrekening zorgen als je vrij kwam en naar het geboorteland terugging.
Dit is het fraaie gedicht, dat gedetineerde „Alie” schreef aan zijn vrouw Sulaika:
Brief van Turkse “Gastarbeider” aan zijn vrouw
Salaan Sulaika lieve vrouw,
ik niet meer werken in de bouw.
Hier veel collega’s zak gekregen,
geen geld meer zijn voor bouw en wegen.
Jij niet denken , „Oh wat erg”
en tegen op zien als een berg.
Allah mij niet heeft verlaten,
ik zijn met GAK gaan praten.
Zij zeggen, „Jij vakantie houwen”,
ik nu geld krijgen zonder bouwen.
Hier zijn echt luilekkerland,
ik geld verdienen dus niks aan de hand.
Hier zijn werkelijk niks loos,
alleen driehonderdduizend werkeloos.
Het arbeidsbureau mij nu verblijden,
dat zegt; „Jij moet je baas vermijden”.
Dan brengt elke week de PTT,
je centje mee uit de WW.
Ik daarom kijken altijd stug
en zegge, : „Ikke pijn in rug
Nu vrij van baas, niks te verduren,
ik jou Sulaika geld blijf sturen.
Mijn rekening op bank blijft groeien,
terwijl ik met kaarten mij vermoeien,
geld dus voorlopig niet minderen,
je krijgt hier heel veel geld voor kinderen.
Vertel Sulaika, ’t kan mij niet bomme,
zijn er nog kinderen bijgekomme?
Die ik niet ken, schrijf het mij maar
hoe groot id nu de kinderschaar?
Geeft niks hoor al zijn het er dertig,
jij maken de papieren fertig.
En sturen ze met formulier
door arts getekend snel naar hier.
dan ijj niet willen geloven
de kinderbijslag vliegt naar boven
Anderen hebben het geprobeerd,
er wordt nooit gecontroleerd
Dan gaat ik door Den Haag,
mijn belasting snel een stuk omlaag
Ik weten nu waar geld hier zit,
ga straks naar tandarts voor een nieuw gebit
en ook als Allah hoort mijn wil,
volgende week een nieuwe bril.
Breng er voor jou eentje mee
wordt toch betaald, ik heb WW.
Oma kom ook naar Nederlanden,
Jij krijgen dan ook nieuwe tanden.
Jij brengen maar meer oudjes mee,
die krijgen allemaal AOW.
Oh, Holland, mooiste land der welt,
niks werken, maar wel stempelgeld.
Ik woon in mooi huis , erg tevree,
met gas en licht en doortrekplee.
Kost ons wekelijks een paar knaken,
maar dat betaald sociale zaken.
Jij hebben ons huis opgeknapt,
van geld dat ik heb bijgelapt.
Hou eenzaam nog een jaartje uit
dan kom ik thuis met grote buit.
Ik dan weer lekker bij jou zijn thuis,
en ga dan bouwen heel groot huis.
dat wij dan samen met de buren,
aan Hollandse toeristen gaan verhuren.
Nu maak ik einde aan dit schrijven,
ik nog een jaar in Holland blijven.
En meedoen aan de potvertere,
daarna iedereen krijgt de klere.
Jij groeten aan familei geven,
en zegge Alie heeft geschreven,
Uit Holland mooiste land der welt,
waar je met niks doen krijgt veel geld.
Jou Alie barst straks van de centen,
hij komt naar huis en krijgt veel rente.
Dan geven feest met grote knal,
en zingen; `HOLLAND bovenal”
Groeten Alie
(Uit de collectie van Jan Sanders)
Het moge duidelijk zijn dat niet iedere gedetineerde er zo over dacht. Er werd onder de gevangenen wel degelijk geklaagd over het gevangenisregime en de harde omstandigheden waarin men leefde.
Voor de meesten gold, dat het geld dat men verdiende bij lange na niet voldoende was om de familie hier te onderhouden. Maar toch, voor de familie in het buitenland was het een vermogen….
Op de eet-slaapzalen, die voor 80 personen waren ingericht, hingen hangmatten die ‘s avonds voor het slapen gaan naar beneden werden getrokken. Na een dag van hard werken en een sobere, voedzame maaltijd was het al snel bedtijd. Om 20.30 uur was het tijd om de hangmat in te duiken. Dat was vooral voor de bewaking geen ideale situatie. De controle over de gevangenen was moeilijk en er waren geregeld vechtpartijen en ontsnappingen. Er kwam een oplossing: de hangmatten werden ingebouwd in stalen kooien, die de gevangenen zelf maakten in de werkplaatsen. Thijmen, mijn vader, werkte (1938-1946) binnen de poorten van de gevangenis en moest o.a. de gevangenen binnen de poorten bewaken en zorgen dat ze s’avonds werden opgesloten in hun eigen slaapkooi.
Die kooien waren kleine stalen trommels met gaten erin, ook wel alkoven genoemd. Daarin hingen hangmatten. De slaapkooien stonden mannetje aan mannetje tegen elkaar aan in een grote slaapzaal. Daarin kon je amper ‘je kont keren’, zoals Pa zei, laat staan dat er enige vorm van privacy was voor de mannen. Het was een hele operatie onder leiding van de zaalopzieners wanneer iedereen s’avonds in zijn eigen kooi moest. Deur open, gevangene met po, hup de kooi in, deur op slot en in de hangmat.
Het duurde meestal nog wel even, voordat de zaal in diepe rust was. Je kon niet naar het toilet, maar je had je eigen po. Die moest s’morgens geleegd en schoongemaakt worden. Voor de grotere behoefte moest de gevangene naar de gemeenschappelijke plee, waarna hij weer werd ingesloten. Er was onder de mannen veel weerstand tegen de slaapkooien. In die benarde positie hadden ze geen enkele privacy. Het gebeurde dan ook regelmatig, dat een gevangene hiertegen in opstand kwam.
De kamerwachten waren ook gedetineerden, maar zij hoefden niet in een stalen kooi te slapen. Ze waren door de leiding in vertrouwen genomen en moesten erop toezien, dat iedereen op tijd in zijn kooi kwam, dat er orde was en dat iedereen daar bleef tot de volgende morgen. In geval van nood, drukte de kamerwacht op een knopje en werd de dienstdoende bewaker gealarmeerd. Toch was dit soms niet afdoende. Het gebeurde dat een van de gevangenen s’nachts alarm sloeg in zijn kooi. Hij kreeg geen gehoor, omdat de kamerwacht in slaap was gevallen en niet wakker te krijgen was ondanks het geschreeuw van zijn lotgenoten. De om hulp roepende gevangene stak toen zijn strozak in brand. De enorme rookvorming die het gevolg was, leidde tot grote paniek en was de oorzaak dat meerdere gevangenen op de zaal het bewustzijn verloren. Het duurde nogal even voor alle kooien ontsloten waren en iedereen frisse lucht kon inademen. Gelukkig is er verder geen brand uitgebroken en heeft niemand ernstig letsel opgelopen. Maar dat had ook anders af kunnen lopen.
Het was niet de eerste keer dat iemand zijn strozak in brand stak. Er werd regelmatig sabotage gepleegd door gevangenen van de Brandploeg. Daar werd je in geplaatst, als je al eerder een ernstig delict had gepleegd binnen de muren van Veenhuizen. Het krantenartikel van hiernaast uit de Drentse en Asser Courant (1934?) geeft een geval van moedwillige brandstichting weer van een gedetineerde uit de Brandploeg. Het betrof hier een onberekenbare, gevaarlijke crimineel. De officier wilde paal en perk stellen aan dit soort brandstichtingen en eiste vijf jaar extra gevangenisstraf, omdat dit niet de eerste keer was, dat de man brand had gesticht in Veenhuizen.
Dat kamerwachten veel vrijheid genoten en dat daardoor soms misbruik van vertrouwen werd gemaakt, laat zich raden. Het gebeurde zelfs dat een kooi met medeweten van de kamerwacht onklaar werd gemaakt en de gevangene hierdoor kon ontsnappen, zonder dat iemand het gemerkt had. De kamerwachten werden daarna uiteraard strenger aangepakt.
Die kooien waren eigenlijk mensonterend. Ondanks veel beloften van Justitie, bleef dit systeem nog lang in stand. Regelmatig verscheen er een krantenartikel over deze middeleeuwse toestanden en werden vragen gesteld in de Tweede Kamer. Ook al waren alle instanties het er mee eens dat deze stalen trommels zouden moeten verdwijnen, de slaapkooien zouden nog tot na 1960 dienst blijven doen. De hoofddirectie van Veenhuizen heeft deze misstanden vaak aangekaart bij Justitie in Den Haag. Daar was men het er helemaal mee eens, dat er iets moest gebeuren, maar het budget hiervoor werd door de bezuinigingen net zo snel weer uit de begroting gehaald.
Foto’s: Gevangenismuseum, Drents Archief, Drentse en Asser Courant