Geplaatst op Geef een reactie

De dood van “Sikkie”

(Naar een verhaal van bewaker (T..W.) uit Esserheem)

De dood van Sikkie

“Het was in de jaren ’70 van de vorige eeuw en mooi weer die dag.
Kom ik uit de sportzaal en zie ik commotie op de binnenplaats voor afdeling H. Daar was iets aan de hand. Het klonk nou eens niet als een vechtpartij, maar er was een soort van verwarde paniek.. Ik zie daar een paar gedetineerden wanhopig met armen zwaaiend rondom een mede gevangene staan. Die lag op zijn rug voor het bankje, dat daar stond.
Een collega van me kwam ook aangesneld. Daar lag gedetineerde S, die onder zijn maten “Sikkie” werd genoemd, bewegingloos op de klinkers.
“Oh Sikkie, wat is er gebeurd!” Jammerden ze. Enkele mannen voelden even in zijn hals of er nog een hartslag merkbaar was. De een voelde wel wat de ander niet, maar niemand durfde actie te ondernemen…..

Reanimatie

“Reanimeren en direct”, zei ik, want ik besefte dat er snel iets moest gebeuren. Misschien was het al te laat, maar ik begon met beademen en mijn collega met hartmassage.
Inmiddels was de gevangenisarts gewaarschuwd, maar die moest van buiten Veenhuizen komen, dus dat duurde even. Een aantal gedetineerden stond er vanaf een paar meter afstand naar te kijken. We stuurden een deel ervan weer naar binnen om weer ingesloten te worden. Twee vrienden van “Sikkie” mochten op het bankje blijven toekijken. We wilden voor hen ook niet al te streng zijn in deze situatie.
Terwijl wij bezig waren met reanimatie, kwamen er tranen bij de beide mannen. Ze huilden oprecht: “Sikkie, blijf bij ons alsjeblieft, ga niet weg, kom terug, we willen je niet missen.” Hoop doet leven maar na een paar minuten reanimeren was er nog geen enkele reactie…

Ambulance en arts met rotopmerking

Daar kwam de ambulance aan die de reanimatie van ons overnam, maar ondanks al onze gemeenschappelijke inspanningen kwam er geen enkel teken van leven.
De gevangenisarts was daarna vrij snel aanwezig en stelde de dood vast. In plaats van even stil te staan bij wat er gebeurd was, maakte hij een rotopmerking die ik nooit zal vergeten.
Wij hadden zo ons best gedaan om “Sikkie” te redden, maar zijn reactie was als een dolk in onze rug: “Als ik er zo bij lig en ze krijgen mij na de reanimatie weer tot leven, dan doe ik ze een proces aan.”
Dat zei hij letterlijk! Natuurlijk, het was geen ideale situatie voor een patiënt in nood op de keien van de binnenplaats, maar daar hadden wij part noch deel aan en nood breekt wet. We hebben gedaan wat we konden en de opmerking van de arts viel bij ons totaal verkeerd.
Maar wat was nou de oorzaak van de dood van S.? Daar hadden we wel een vermoeden van , maar het is nooit uitgezocht. Ogenschijnlijk was “Sikkie” een natuurlijke dood gestorven, maar het zou zo maar kunnen dat er een overdosis drugs in het spel was. Bekend was dat hij veel geld had verdiend in de drugshandel. Een overdosis? Wie zal het zeggen…Het is nooit uitgezocht.”

Geplaatst op Geef een reactie

In Postauto op de vlucht

In Veenhuizen zaten in de jaren ’60 (en ook nu nog) gevangenen uit diverse werelddelen. Er kwamen postzakken via de Posterijen uit alle delen van de wereld, die in Veenhuizen gerepareerd dienden te worden. In de praktijk werd er nogal hardhandig mee heen en weer gesleept, zodat ze regelmatig kapot gingen.
In de Zakkenstopperij werden de versleten postzakken gerepareerd op sterke naaimachines.
De heer Crabbee, die de leiding had in de werkplaats, had een tiental gevangenen dagelijks aan het werk ‘op het Eerste Gesticht’.
Een postauto kwam in het algemeen vanuit Groningen naar Veenhuizen om de gerepareerde zakken weer op te halen.
Gevangenen in Veenhuizen waren verplicht om te werken in de vele fabriekjes, werkplaatsen, of op het land. Zo konden ze een vak leren zoals postzakken stoppen voor het Postbedrijf in de Zakkenstopperij.
De Postauto stond op een dag in augustus weer voor de werkplaats om een grote hoop gestopte gerepareerde postzakken op te halen. De chauffeur was even gaan koffiedrinken op het kantoor, terwijl een paar gevangenen de auto inpakten met de gestopte zakken. Toen de chauffeur na een minuut of tien zijn bakje koffie op had, sloeg hij de achterdeuren dicht, stapte de auto in en reed weg van de Zakkenstopperij op weg naar Groningen.

Alarm

Hij reed binnendoor naar Norg en via Donderen richting Ide de Punt. Op een bepaald moment moest hij even wachten om voorrang te geven aan een andere automobilist, toen opeens het binnenalarm van zijn bestelauto afging. Het was een extra beveiliging in de auto. Het alarm kon alleen afgaan als er een deur open stond. Dan zouden er postzakken uit de auto kunnen rollen. De chauffeur stapte verschrikt uit en zag de achterdeur open staan. Hoe kon dat nou! Hij had de deur toch goed dicht geklapt.
Er was ook niks uit de auto gevallen, want er was geen postzak op straat te zien. Hij keek nog eens in het rond en zag nog net een glimp van een man in boevenpak, die het maisveld in vluchtte.
Wat moest de chauffeur doen. Hij had de verantwoording over zijn postauto en voelde zich niet verantwoordelijk voor de gevangene. Dus besloot hij verder te rijden en bij een boer even verderop de bewaking in Veenhuizen te bellen.

Luggers in actie

Die had net doorgekregen dat er een man te weinig was in de Zakkenstopperij en hij had alarm geslagen. Het hele opsporingsapparaat was in beweging gezet om de man op te pakken, maar de gedetineerde had een ruime voorsprong van zeker anderhalf uur.
Brigadier Luggers had de leiding bij het uitzetten van posten als er een gevangene ontvlucht was. Hij posteerde meestal zijn GeWa’s in twee ringen om Veenhuizen. Vaak werd de deserteur wel binnen de kleine ring gepakt, maar als deze erdoor was geglipt, dan vingen de bewakers in de tweede, grotere ring hem meestal wel op. Deze keer ging dat niet door. Luggers had de posten o.a. uitgezet richting Norg, maar na het telefoontje van de chauffeur van de postauto naar de centrale, bleek dat de vluchteling Norg al voorbij was in de richting Ide de Punt. Een half uur later kreeg Luggers weer een telefoontje. Er kwam bericht dat de ontsnapte gevangene weer een eind teruggegaan was en halverwege Norg in de richting Peize was gelopen. Dus verplaatste Luggers zijn posten naar Peize. Nog voordat zijn mannen daar aankwamen, bleek de deserteur al gezien te zijn voorbij Peize in de richting Groningen. Kennelijk had de vluchteling weer een lift gehad. Dus werden de GeWa’s naar Groningen gestuurd. Ook nu was het net te laat, want op het moment dat ze daar aankwamen, kwam er bericht dat de man al in Groningen was gesignaleerd.
In Groningen wist de GeWa uiteindelijk in samenwerking met de politie het cordon om de vluchteling te sluiten. Daar werd de deserteur gepakt en retour gezonden naar de Rode Pannen in Veenhuizen.
Dat betekende een paar dagen celstraf en water met “Kuch”. Voor de Zakkenstopperij betekende dit uiteraard in het vervolg een verscherpte controle op “verstekelingen”

Geplaatst op Geef een reactie

De Katholieke Kerk en “Sodom en Gomorra”

(Uit: Trilogie Veenhuizen:  “De Geheimen van BajesDorp” Veenhuizen 1818-2018. Foto: Katholieke Kerk   

Aan het eind van de 14e eeuw was er al sprake van een katholieke gemeenschap in Veenhuizen. Die viel na 1559 onder het Bisdom Groningen. Veenhuizen had nog geen katholieke kerk, maar een kapel. Toen de godsdienststrijd uitbrak als gevolg van Maarten Luther’s hervorming, werd er strijd geleverd en de stad Groningen werd in 1594 veroverd op de Spanjaarden. De Bisschop vluchtte alsook de pastoor van Norg en de kapelaan van Veenhuizen.
Toen Philip de Tweede verdwenen was, werd de kapel afgebroken en met de stenen werd in Norg een woning neergezet voor de hervormde predikant. Er waren in die tijd geen katholieken meer in Veenhuizen.

Katholieke bedelaars gedetineerd

Het heeft tot 1823 geduurd, eer er katholieken in Veenhuizen werden toegelaten. De Maatschappij van Weldadigheid zorgde ervoor dat ook katholieken in de gestichten konden worden ‘verpleegd’. Die moesten het aanvankelijk doen met de pastoor uit Frederiksoord. Die afstand was, gezien de gebrekkige middelen van vervoer, nauwelijks te overbruggen voor de arme man.
In 1826 werd met de bouw van de Rooms Katholieke kerk met 270 zitplaatsen begonnen. Veel gevangenen gaven op dat ze Katholiek waren, omdat ze dan meer vrije dagen hadden dan de Hervormden en Gereformeerden. Mede daarom werd de toestroom van katholieke bedelaars en alcoholisten zo groot (1036 op dat moment), dat deze katholieke kerk te klein werd.
Naast de pastorie werd ook een kerkhof ingericht. Dat bleek al snel een misrekening, want de grond was veel te nat voor een kerkhof. Na vijf jaar en ca. 200 begrafenissen werd het afgekeurd. Het kerkhof werd een wandelbos.

Ook vrouwelijke bedelaars opgepakt

In Nederland werden tot 1886 ook vrouwelijke bedelaars opgepakt en naar Veenhuizen verbannen. Toen waren er in Veenhuizen nog ca. 1800 vrouwelijke verpleegden. Dat was vragen om moeilijkheden.
Ze verbleven daar weliswaar gescheiden van de mannelijke bedelaars, maar het gaf de bewaking de nodige zorgen om ze van de mannen gescheiden te houden. Het bloed kroop waar het niet gaan kon en vooral de dominee en de pastoor spraken er schande van: ”Het lijkt hier wel op Sodom en Gomorra! Dit onzedelijke gedrag moet nodig stoppen, het is zondig!”. Ze vroegen beiden om een snelle oplossing.
De pastoors die vooral letten op de geestelijke gezondheid van hun ‘onderdanen’ rapporteerden al vroeg (rond 1850), dat er veel mis was met de zedelijkheid inVeenhuizen. Er zaten toen veel “bedorven   criminele” weeskinderen. Ze leefden tot hun 20e levensjaar samen in dezelfde zalen als de “onbedorven” kinderen en stonden onder leiding van jonge mannelijke vrijgezellen. Dit liep op seksueel gebied  gigantisch uit de hand. Een bijkomende factor was dat er in die tijd steeds te weinig bewakers waren en voor een groot deel ongeschikt.

Op de boerderijen werkten de meiden samen met de stalknechten en ze woonden daar ook samen. Ze verkochten zelfs kleding, waardoor ze over geld konden beschikken en plannen konden maken om Veenhuizen te ontvluchten. Geen wonder dat die periode bekend stond om het grote aantal ontvluchtingen. Daarbij kwam nog dat er door de verpleegden en hun bewakers stevig werd gedronken terwijl de drank veelal zelf gemaakt werd b.v. uit gistend fruit en aardappelen. Omdat er te weinig bewakers waren, werd zelfs een bepaalde verpleegde als bewaker aangesteld. Hij moest de mannen van de vrouwen scheiden, maar voor een flinke  pruim tabak kneep hij een oog dicht….

Groei van de Katholieke Parochie

Geen wonder dat ook dit leidde tot veel  “ongewenste vrijerijen” en “groei van de parochie van binnen uit!!”
Pastoor Schutte had daar grote moeite mee en klaagde steen en been over deze toestanden. Door zijn rapportage werden de regels in de gestichten aangescherpt en voor een deel totaal veranderd of aangepast.
Veenhuizen werd in 1888 Rijkswerkinrichting voor mannen. In dat jaar werden de vrouwen overgebracht naar Breda, Gorinchem en Leiden. In 1893 werd de Katholiek Kerk in gebruik genomen.